Tegenwoordig worden ruitenwissers beschouwd als vanzelfsprekend, maar dat was niet altijd zo. De eerste auto’s hadden geen ruitenwissers en rijden in de regen was heel moeilijk of bijna onmogelijk. In tegenstelling tot de vroegere paardenkoetsen waarbij de paarden stopten als ze een hindernis tegenkwamen, is dat met auto’s niet mogelijk omdat alles in de handen van de bestuurder ligt. De uitvinding van de ruitenwisser was dan slechts een kwestie van tijd.
De eerste ruitenwissers zijn in 1903 uitgevonden. De eerste octrooi was voor een Ier genaamd J. H. Apjohn en zijn uitvinding werd gepatenteerd in het Verenigd Koninkrijk. Zijn octrooi had twee ruitenwissers die van boven naar beneden de hele voorruit schoonmaakten.
Tevens heeft de uitvinding plaatsgevonden op Amerikaans grond dankzij Mary Anderson. Tijdens een bezoek aan New York in 1902 zag ze een trambestuurder die probeerde zijn voorruit te reinigen om de passagiers zo spoedig mogelijk naar hun bestemming te brengen. De bestuurder had twee opties: of de de voorruit openen en de kou en regen in de kabine laten of de tram stoppen en de voorruit van buiten af reinigen. Beide waren onpraktisch en dat heeft ook Mary Anderson opgemerkt. Haar uitvinding was vrij eenvoudig, maar een soortgelijk principe wordt vandaag nog steeds gebruikt, alleen technisch meer geavanceerd. Het systeem van Anderson wordt handmatig uitgevoerd – natuurlijk vanuit de cabine. Dat is nog steeds beter dan voorheen, wanneer de bestuurder moest wachten tot de regen was gestopt, moest rijden met een open raam of moest stoppen om de voorruit schoon te maken. Tegen 1916 waren alle auto’s die in Amerika gemaakt waren, uitgerust met haar ruitenwissers.
In 1917 heeft Charlotte Bridgwood het eerste automatische wissersysteem uitgevonden. De uitvinding was niet het meest succesvol, want de bestuurders moesten nog steeds zichzelf helpen – met één hand aan het stuur en met de andere de ruitenwissers bewegen.
Later, in 1917, heeft J. R. Oishei, die op een regenachtige dag een slachtoffer was bij een ongeval tussen een auto en fietser, het zogenoemde “rain rubber” uitgevonden. Het was een apparaat dat de bestuurder op de auto installeerde in geval van regen. De ruitenwisser werd met de hand aangebracht en werd aan de bovenkant van de voorruit geïnstalleerd. Oishei heeft dit apparaat gepatenteerd, maar het werd gelanceerd door het bedrijf Tri-Continental Corporation (later bekend als Trico).
In 1921 heeft de Amerikaanse uitvinder William Folberth een ruitenwissersysteem bedacht dat door vacuüm wordt aangedreven en dat in het inlaatsysteem van de motor bevestigd is. Het bedrijf Trico kocht Folberths bedrijf in 1925 voor één miljoen dollar en begon toen dit artikel te verkopen. Het systeem had verder enkele problemen, waarvan snelheid de grootste was. Als het motortoerental hoog was, verminderde de onderdruk in het inlaatsysteem zodat de wissers langzamer werkten of volledig werden gestopt. Toch werd dit systeem voor meerdere jaren gebruikt.
In 1925 introduceerde Bosch elektrische ruitenwissers die waren gemonteerd aan de bovenzijde van de auto, maar waren gereserveerd voor prestigieuze auto’s.
De volgende grote uitvinding op het gebied van ruitenwissers gebeurde in 1962. In dit jaar vond Robert Kearns elektrische ruitenwissers uit die met tussenpozen werkten. Hij introduceerde het systeem aan Ford in de hoop dat zij zijn systeem zouden gebruiken. Echter, Ford heeft het systeem enigszins aangepast en daarna op hun auto’s geïntroduceerd in 1969. Andere fabrikanten volgden kort daarna. Robert heeft Ford en Chrysler voor ideeënplagiaat aangeklaagd en heeft na een aantal jaren toch meerdere miljoenen gekregen.
De geschiedenis van ruitenwissers is dus zeker meer divers dan u waarschijnlijk dacht. De ontwikkeling van een eenvoudig handbediend wisserblad tot de automatische wissers met sensoren zoals we vandaag hebben duurde meer dan 100 jaar.